Champs Elysées
Derde Nelson-revue in het Kurhauscabaret

De heeren Nelson, Nelson en Farkas, die zeer wel de kunst verstaan om door hun revues het publiek van het Kurhauscabaret aangenaam en kosmopolistisch bezig te houden, hebben ditmaal de mythe van de Lichtstad aangegrepen om hun derde revue tot stand te brengen; en wel speciaal de Champs Elysées zijn daarbij hun uitgangspunt. Natuurlijk dwalen zij, zooals dat in Parijs en in revues te doen gebruikelijk is, schielijk af, zoodat men uitstapjes moet ondernemen naar Monte Carlo en Pompadour om de illusie van den titel te handhaven. Maar het doet er minder toe, en de afwisseling is best in staat om het gebrek aan consequentie te vergoeden. Als gewoonlijk is de verzorging van het uiterlijk uitstekend, het tempo vlot en de stemming dus spoedig aanwezig. Wat wil men meer? Men kan niet alles willen, en dat een kosmopolitische soort cabaretkunst meer vlot is dan persoonlijk, kan men haar niet te zeer kwalijk nemen.

Farkas, de bijzonder spraakzame conférencier, is trouwens een kolossaal slagvaardig man, die met woorden op de lippen ter wereld moet zijn gekomen, zoo verbaal blijkt hij aangelegd. Ook in dit programma verbijstert hij door de beoefening van poëzie met stukken taal, die hem als vangballen van een barbaarsche verbeelding uit de zaal worden toegeworpen. Dichten en goochelen gaan hier in elkaar over, en dit is nog altijd een wonderlijk schouwspel. Verder is er ook nu Fientje de la Mar, die met een ernstig lied over den Onbekenden Soldaat een groot enthousiasme ontketent en vooral in een negentiende-eeuwsche vermomming van haar komisch talent blijk geeft. Kurt Lilien blijft zichzelf gelijk, heeft een groot register van proestgeluiden en is voorts vermakelijk, zooals een routinier van het cabaret dat kan zijn, bijgestaan door Herbert Scherzer en Otto Aurich; de laatste moet ditmaal voor Napoleon spelen, hoewel hij minder op deze wereldberoemde figuur lijkt dan Nelson, zooals deze zich zelf in het laatste tafereel, ‘L'Heure Bleue’, heeft afgebeeld met een dictatoriaal gebaar uit een lier kijkende.

Als dames concurreeren Fritzi Schadl, de demonische, Liesl Frank, de zonnige, en Evelyn Barring, de kinderlijk-ondeugende; de eerste draagt het chanson voor van de onbekende uit de Seine, die een raadselachtigen glimlach aan de wereld heeft nagelaten; het staat haar goed. Rudolf Nelson en Cor Lemaire begeleiden, Jetty Cantor zingt en speelt viool. Er is dus genoeg te doen bij de Champs Elysées aan de zee.

M.t.B.