Nummer 6
Een ‘thriller’ van Edgar B. Wallace
Residentietooneel

Er zijn ‘thrillers’ en ‘thrillers’. Vergeleken bij het stuk ‘Gaslicht’, dat hier onlangs ter sprake kwam, is ‘Nummer 6’ van Wallace een echte ‘thriller’, d.w.z. niets anders dan een ‘thriller’. Geen poging om door psychologische raffinementen sfeer te scheppen, evenmin pogingen om in de personages iets anders te geven dan typen en in de handeling iets anders dan een bijzonder gecompliceerd samenstel van vernuttig uitgeprakkizeerde gebeurtenissen: de echte ‘thriller’ van het genre Edgar B. Wallace is op de schrijfmachine getypt, met groote virtuositeit, terwijl zijn auteur de legendarische sigarettenpijp tusschen de tanden geklemd hield. Men weet, dat dit wonderdier Wallace de boeken bij dozijnen uit zijn mouw schudde, en stukken kon hij, blijkens dit voorbeeld, ook voorbeeldig snel en handig vervaardigen. Het is allemaal oppervlakkig, vlot en natuurlijk verrassend gedaan; men vervalt van de eene spanning in de andere; maar toch heeft men voortdurend het gevoel den man achter zijn schrijfmachine te zien zitten of zijn typiste te hooren dicteeren.

Een bezwaar? Niet voor de liefhebbers van dergelijke intriges; zij kunnen zich geheel wijden aan de edele sport van het combineeren en deduceeren: wie is nummer 6, de beroemde speurder, en wie is de moordenaar van Caesar Benvenuto, die zelf ook weer een moordenaar is, en van wat voor familie? Deze man, om wien het stuk grootendeels draait, pretendeert niet meer of minder te zijn dan een afstammeling van Cesare Borgia, en hij tracht dien beroemden en beruchten voorvader dan ook te imiteeren door (in Wallace-stijl) met verachtig van alle goddelijke en menschelijke wetten aan te sturen op de vernietiging van wezens, die hem in den weg staan: de complete nihilist, maar voor den ‘thriller’ pasklaar gemaakt, en daarom voortdurend begeleid door een soortement Sancho Panza, den humoristischen quasi-boef Harvey, in wiens mond Wallace het leeuwenaandeel der lacheeffecten heeft gelegd. Want dit genre moet de menschen laten griezelen en lachen tegelijk, opdat zij geen oogenblik het idee krijgen, dat het griezelen al te gevaarlijke consequenties zou kunnen hebben.

Men mag het verhaal niet verklappen, want dan is de aardigheid voor een deel weg. Verklappen wij dus, dat de politie en de boeven hier zeer moeilijk uit elkaar zijn te houden, omdat de politie in boevengedaante optreedt ten einde den schurk Caesar Benvenuto te kunnen betrappen; om dat spel te laten slagen is uiteraard heel wat conflictstof noodig, en bovendien wordt een en ander nog gecompliceerd door een tweede intrige, uitloopend op het vermoorden van Benvenuto. Als gewoonlijk weet Wallace de eindjes aardig aan elkaar te knoopen, en als men duizelend opstaat na zooveel speurders- en boevenromantiek, heeft men nog gelegenheid tot bespiegelend nakaarten ook.

* * *

Wallace wordt ten tooneele gebracht door Johan de Meester; ongeveer in den stijl van den auteur, vlot, genoeglijk, spannend en oppervlakkig. Dirk Verbeek is de nazaat der Borgia's en het type van den eleganten schurk, die weet wat hij aan zijn afstamming verplicht is. Tegenover zijn correct misdadigerschap is het Adolphe Engers, die den humor in stroomen laat vlieten uit zijn goedmoedig Lombrosogezicht van Charles Harvey; zijn anecdotische welbespraaktheid kent geen grenzen, en hij is dus hèt succes van den avond. Dan zien wit den politieman Smith (Jacques de Haas) bezig met het ‘fijne werk’ van het vak, dat op een geraffineerde vermomming neerkomt, maar dat hem ook de liefde bezorgt van de liefelijke Stephanie (Annie van Duyn), stiefdochter des aartsschurks uit het huis der Borgia's; wat bleekjes gespeeld, deze dame, maar vol geestesadel. Zij heeft ook een echten vader (Ph. la Chapelle), die eveneens wraakgierig ten tooneele verschijnt, maar Benvenuto net niet kan neerpaffen, omdat een ander, de jongeman Lester (Bob Oosthoek) hem voor is geweest. Er waart een griezelige bediende rond, suggestief gespeeld door Herman Haye, en van de politie zijn er ook nog heel wat (Max Croiset, Jan Kelling, Henk van Buuren, Hans van der Werff en Just Chaulet). Zij allen laten Wallace met animo recht wedervaren. Het minst duidelijk is de aanwezigheid van eenige dames (Tine Opscholtens en Caro van Eyck), die voor de handeling niet zeer onmisbaar zijn.

De ‘thriller’ heeft dadelijk al getrokken, want het was gisteren bij de première vol en het succes was naar evenredigheid.

M.t.B.