Een Finsch Meisje
Tooneelspel door Hella Wuolijoki
Nederlandsch Tooneel

Dit Finsche meisje staat wel eenigszins onder verdenking, dat zij op de Nederlandsche planken verschenen is onder invloed van den heroïschen strijd, dien de Finnen thans voeren tegen een overmacht; want zij zou evengoed een Hongaarsche of een Deensche kunnen zijn geweest als een Lotta, zoo weinig legt het specifiek-Finsche hier gewicht in de schaal. Het Finsche meisje Hulda is een meisje van het land, dat naar de stad komt en opgepikt wordt door een gezellig groepje Rijksdagleden; zij wordt dienstmeisje bij een van hen, den advocaat Soratie, maar zij heeft den honger naar kennis in zich, zij wil ook weten, wat de Renaissance en de Mona Lisa is en zij gaat dus studeeren; zij interesseert zich ook voor de politiek zij wordt bijna sociaal-democratisch candidate van den Rijksdag, zij wordt en passant ook een mondaine vrouw.. en het eind van het lied, dat nogal lang van te voren in zicht komt, is, dat Hulda en de heer Soratie in het huwelijk zullen treden. Voor de helft doet het stuk dus even denken aan Shaws ‘Pygmalion’ (maar Hulda is een democratische brochure-uitgave van Eliza Doolittle), en voor de andere, grootste helft aan het amusante Hongaarsche blijspel ‘Jean,’ dat later verfilmd werd onder den titel ‘De Barones en de Butler’; het is alleen heel wat minder geconcentreerd van handeling en zelfs nogal lang van stof. Maar democratisch is het zeker; de schrijfster heeft duidelijk een strekking in haar werk willen leggen, zij heeft het recht op kennis van de intelligente jonge vrouw, met de robuuste gezondheid van het landvolk als reserve achter zich, willen proclameeren als iets, waarbij de wereld nog wel baat zal kunnen vinden. Is dit de soort democratie, waar wij behoefte aan hebben? Ik betwijfel het, maar vreeselijk au sérieux moet men het ‘Finsche meisje’ nu ook weer niet nemen; de tante van Soratie heeft het laatste woord, als Soratie en Hulda elkaar gevonden hebben, met de orakelvraag: waaruit zal zij het eerst wegloopen, uit het huwelijk of uit de partij? Die vraag, als eindsymbool, geeft het niveau van het stuk, waarin de noodige vermakelijke en ook eenige leerzame situaties voorkomen, volkomen juist weer. Het is een ‘comedie met ernstigen inslag,’ zooals in het programma staat.

* * *

Men zal ‘Een Finsch Meisje’ wel vooral gaan zien om het spel van Ank van der Moer, die hier een alleraardigste creatie geeft van het boerenmeisje, dat begint met dialect te spreken (het was hier een mengsel van Geldersch en Afrikaansch, leek mij) en eindigt als groote dame, hoewel democrate in hart en nieren. De overgangen van het eene stadium naar het andere, die door Shaw met zooveel geest in het middelpunt van de belangstelling werden gebracht, als hij Eliza Doolittle laat ‘opvoeden,’ moet men hier maar gelooven; zij zijn psychologisch niet verder verantwoord. Ank van der Moer weet echter zeer wel den toon te treffen, die deze sprongen dekt met een luchtigen stijl, en haar spel bezorgde haar zelfs open doekjes, die zij best verdiende. Johan Schmitz is veel minder de man voor zijn rol (den advocaat Soratie); hij is er te weinig politicus voor, te rechtlijnig en bovendien wat te jong van uiterlijk; daardoor domineert Ank van der Moer in deze dubbelpartij te veel, en de regie van Defresne had hiervoor geen tegenwicht gevonden. Mien Duymaer van Twist is hier een huisbestierende tante, die aan energie geen gebrek heeft, Hélène Berthé een goeie ouwe keukenmeid; Anton Roemer, Johan Elsensohn en Ed. Palmers vertegenwoordigen de parlementaire wereld in diverse partijschakeeringen van rood tot zwart, Jenny van Maerlant is de kapitalistische huwelijkscandidate, die Hulda in de gunst van Soratie op zij tracht te streven. Met eenige kleinere rolletjes is dat de bezetting, die het publiek gisteren heel wat stof tot lachen en natuurlijk ook ernstige nevenoverwegingen heeft gegeven. Maar het slotapplaus concentreerde zich begrijpelijkerwijze op Ank van der Moer.

M.t.B