Les parents terribles
Tooneelspel van Jean Cocteau
Het Masker

De Nederlandsche titel van het (overigens uitstekend door Jeanne van Schaik-Willing vertaalde) stuk van Jean Cocteau: ‘Vreeselijke Ouders’ zal waarschijnlijk een noodtitel zijn, want ‘Les Parents Terribles’ is vrijwel onvertaalbaar, en ‘vreeselijk’ zegt hier niets over den inhoud. Misschien zou ‘Onmogelijke Ouders’ nog beter uitdrukken, wat de schrijver met deze woordspeling bedoelde, maar ook dat is niet zoo precies de weergave van het begrip. Handhaven wij dus maar liever den Franschen titel van dit ongetwijfeld zeer curieuze en boeiende stuk van een der talentvolste schrijvers van het moderne Frankrijk; door de onvertaalbaarheid van den titel te erkennen erkent men in zekeren zin ook de ‘onvertaalbaarheid’ van Cocteau's talent.

Cocteau's bijzondere elasticiteit en beweeglijke fantasie, gepaard gaande met een zekere voorliefde voor de ‘show’ van zijn gevoelssprongen, hebben hem dikwijls aangewezen op de poëzie van het tooneel. ‘Plus vrai que le vrai’ te zijn was een van zijn parolen, en hij brengt die leuze op een merkwaardige manier in practijk door aan zijn personages een zekere algemeenheid te verleenen, die hen grooter doet schijnen dan zij in het dagelijksch leven zijn, die hen à la Cocteau op kothurnen doet loopen. ‘La poézie de théâtre doit se voir de loin’ is een andere formule van Cocteau, die hem nu eens in de buurt brengt van de Grieksche tragedie (‘La Machine Infernale’), dan weer van het negetiende-eeuwsche melodrama: ‘Les Parents Terribles’.

Deze gelijkenis met het melodrama moet ons echter niet verleiden tot de conclusie, dat Cocteau de geestverwant zou zijn van de werkelijke drakenschrijvers, want niets is minder waar. Met dezelfde ingrediënten als zij (de hartstocht in het burgerlijk milieu), met hetzelfde pathos en dezelfde schrille, drastische effecten is hij een cerebrale, koel berekenende geest, die van de elementen, waarvan de anderen dupe werden, bewust gebruik maakt om er zijn eigen spel mee te spelen. Als steeds kan men ook in ‘Les Parents Terribles’ den invloed van Freud constateeren, hoewel Cocteau veel te veel geboren kunstenaar is om zich als een braaf navolger van het psycho-analytisch voorbeeld te gedragen. Men kan onmogelijk ontkennen, dat Cocteau een eigen wereld heeft: een wereld, waarin het talent domineert over den ernst van de ‘roeping’, een wereld, die men nooit volkomen los kan maken van 's mans ingeschapen neiging om te vertoonen en zelf altijd min of meer buiten schot te blijven.... maar een wereld met een eigen toon, een eigen stijl.

In ‘Les Parents Terribles’ heeft de toeschouwer de noodige tegenstellingen te slikken, waardoor het hem soms wel eens even moeilijk gemaakt wordt zijn houding definitief te bepalen. Het fond van de historie is waarschijnlijk cerebraal, omdat Cocteau te veel analyticus is om niet precies te weten wat hij doet; daarover ligt dan weer een laag van volstrekte en geïnspireerde gevoelswaarachtigheid (de uitbeelding der karakters, die alle kenmerken draagt van een kunstenaarstalent van den eersten rang); en daaroverheen vlijt zich dan nog dat waas van scepticisme, waardoor men in de zaal, zelfs onder de bloedigste uitbarstingen van famileveeten, half en half blijft denken, dat Cocteau een slag om den arm houdt met zijn personages en hun dialoog. Het geval zelf: de vader Georges, die de voorganger is van zijn zoon Mik bij hetzelfde meisje, terwijl deze Madeleine in beide gevallen een ‘concurrente’ tegenover zich vindt, n.l. de tante en de moeder van Mik.. dat geval zelf heeft onbetwistbaar komische aspecten, zooals Cocteau het laat zien; ook de verhouding van Mik tot zijn moeder Yvonne, die hem wil vasthouden in haar troetelsfeer en vergif verkiest boven de toch zoo noodzakelijke triomf van de realiteit, die Madeleine heet, is niet van humor verstoken. Trouwens, in de figuur van Léonie, Yvonnes zuster, die het orde-element vertegenwoordigt in een gezin waarover de chaos domineert, heeft Cocteau duidelijk een analytisch tegenwicht geschapen; zij reageert met zelfonderzoek, zij is als zoodanig al behept met humor.

Maar deze sceptische en humoristische accenten camoufleeren geenszins de felle kleuren van het passie-drama, waarin de ongeneeslijke bezitsdrift van de moeder het soms tot de meest hysterische uitbarstingen weet te brengen. Ook dat behoort bij Cocteau; het ‘tooneeleffect’ van het melodrama durft hij best aan, omdat hij weet, welke troeven hij in de hand heeft. Op die manier deelt hij de hartstochten van het burgerlijke milieu zonder er zich door te laten meesleepen; het milieu leeft op volle kracht, en het wordt tegelijk, door cerebrale controle, op een afstand gebracht. Dat is de stijl van Cocteau, zooals die zich door ‘Les Parents terribles’ openbaart.

* * *

Een gemakkelijke taak is de regie van dit stuk niet, en daarom verdient de spelleiding van Ko Arnoldi veel lof, ook al blijft er nog wel een en ander te wenschen over. De ‘grondtoon’ van de opvoering was n.l. zeker: Cocteau, en dat is een belangrijk ding. Men kan er over twisten, of met name de vader van Gobau de situatie niet wat veel naar den komischen kant interpreteerde; maar de toon van Cocteau is ‘er tegen aan’, en behoort dat te zijn, zoodat er verschil van meening kan bestaan over de doseering. Over het geheel genomen leek mij de opvatting van Arnoldi zeer wel in overeenstemming met den geest van den auteur.

De rollen zijn stuk voor stuk zwaar; er is eigenlijk geen bijrol in ‘Les Parents Terribles’, omdat ieder personage ten volle in relatie treedt met alle anderen. Niet alle acteurs van ‘Het Masker’ hebben echter dezelfde capaciteiten, en zoo was de eene rol wel sterker dan de andere. Magda Janssens b.v. heeft van de moeder een uiterst vitale vertolking gegeven, die de toewijding van haar heele Vlaamsche temperament opeischte, want Cocteau spaart deze figuur de heftigste scènes niet; Magda Janssens wist echter tot het laatste toe het ‘onmogelijke’ egoïsme van deze vrouw te laten leven. De koele, analytische Leonie van Liesbeth Sanders mag men wel een verrassing noemen, want deze voordrachtskunstenares is bij mijn weten geen geregelde gast van het tooneel; haar eerst wat kleurlooze spel kreeg vooral in het laatste bedrijf precies het juiste relief tegen den stormachtigen achtergrond van den familiechaos. John Gobau als vader Georges is zichzelf gelijk; hij speelt meestal zichzelf, maar in deze rol kan men zijn forsche, niet altijd zeer genuanceerde uitbeelding wel aanvaarden. Jan Retèl als Mik heeft bijzonder aardig werk gedaan, al kan men dezen zoon zich, mèt al zijn jeugd en afhankelijkheid van het troetelnest, iets beheerschter en gevormder voorstellen. Uit de rol van Madeleine is stellig nog heel wat meer te halen dan Lies de Wind doet; zij is een jonge actrice met een betrekkelijk beperkt talent, lijkt mij, die er zich lang niet slecht doorheen slaat, maar het ware begrip van het personage nog niet heeft.

Het publiek heeft geestdriftig gereageerd op deze niet alledaagsche opvoering. Er waren bloemen.

M.t.B.