Nieuwe uitgaven

Hendrik Lindt, Wij ruilen van vrouw. (Allert de Lange. Amsterdam 1934).

Zooals het voor sommige leerlingen van middelbare scholen niet goed is om te veel avonturenfilms te zien, zoo is het voor sommige pennevoerders niet goed om te veel Dostojewski te lezen. De impressionabele H.B.S.-ers gaan zich wel eens een enkele maal inbeelden, dat zij zelf de helden uit hun geliefkoosde drama's zijn. Zij gaan dan op avontuur uit of plegen daden in overeenstemming met de rol. die zij zich toebedeeld hebben. Dergelijke gevallen loopen meestal nogal onschuldig af en een verstandig ouderlijk woord of een schrobbeering van den kantonrechter zijn voldoende om deze averechtsche heldenvereering en -navolging in de klem te smoren.

De te zeer en op verkeerde wijze door den grooten Rus beïnvloeden ondergaan een dergelijk proces. Wanneer zij hun pen op papier zetten, krijgen zij blijkbaar een onoverwinnelijke neiging om te gaan goochelen met moorden, duistere zielsconflicten, dwangtoestanden etc. en te vergeten, dat deze attributen alleen niet voldoende zijn om een goeden psychologischen roman voor den dag te brengen. De moeilijkheid is dan, dat de schrijver van een dergelijk boek meestal niet zoo gemakkelijk tot de orde te roepen is, als de scholier voornoemd.

De mogelijkheid bestaat, dat de schrijver Lindt een dergelijk slachtoffer is, en dat is jammer, want bij tijden voert hij lang geen onaardige pen. Zijn ‘Wij ruilen van vrouw’ is het verhaal van twee echtparen, die samen in een villa aan zee wonen en waarvan één een dochter heeft, die reeds in de termen voor verlovingen valt. De voornaamste persoon is Age Storck, die niet meer of minder dan een lustmoordenaar blijkt te zijn. Eerst is een vrouw van slechte zeden zijn slachtoffer, vervolgens, na de ruiling, de vrouw en de dochter van zijn mede-villabewoner - met als eenig motief, dat zij hem in den weg staan, als zijn rechtmatige echtgenoote hem weer zal komen bezoeken, omdat zij, ondanks alle loszinnigheid, elkaar toch niet kunnen vergeten - en tot slot, die beminde echtgenoote zelve, wier ademhalingsorganen hij, na een zeer intens gevierde verzoening, zoodanig behandelt, dat zij voor goed onbruikbaar zijn. De entree van den Sterken Arm is natuurlijk het slot.

Laten wij hopen, dat Hendrik Lindt zich in het vervolg bij meer binnen zijn bevattingsvermogen liggende zielen houdt; van de duistere afgronden heeft hij blijkbaar geen kaas gegeten.

M.t.B.