Muiterij op de Bounty

Een historische film van Frank Lloyd Charles Laughton als een voortreffelijke kapt. Bligh
Passage Theater

Niet al te vroeg komt deze historische film van Frank Lloyd, die in andere steden reeds lang haar première heeft beleefd, in de residentie. In veel opzichten is een historische film nog altijd een probleem voor de regisseurs, en daarom is deze als schakel in de keten zeker niet van belang ontbloot. Er is nu eenmaal niets, dat moeilijker is, dan het scheppen van een historische sfeer, in een tijd als de onze, die zoozeer vervuld is van de rechten der historische authenticiteit. Het meerendeel der historische films draagt niet ten onrechte in de filmwereld den naam van ‘costuumfilm’; zoo inderdaad zijn zij het best gekarakteriseerd, omdat zij behalve het costuum uit het daartoe strekkende magazijn niet veel historisch aan zich hebben.

In den laatsten tijd echter is daarin zeker verandering gekomen. Sedert de dagen van Lubitsch' eerste productie en Abel Gances ‘Napoleon’ heeft de film aan middelen gewonnen en ook aan inzicht op dit gebied. Men verbeeldt zich niet meer, dat een verzameling schreeuwende figuranten in pakjes van Serné een vergadering van Jacobijnen kan voorstellen; de regie heeft het nu veeleer gezocht in het ‘petit fait’, in de preciese kleur van een anecdote. Zoo is een film als ‘Mutiny on the Bounty’ een herschepping van een historisch zeemansverhaal geworden, dat voor zoover het zich niet in de idealiseerende sfeer van de romantiek verliest, inderdaad historische kleur vertoont. Volmaakt is die suggestie zeker nog niet, maar er zijn stukken in dit werk, die door hun epische kracht en soberen verteltrant, bijzonder weten te boeien. Hier en daar bereikt Lloyd de sfeer van ‘Potemkin’, al is de conceptie van het geheel door het ontbreken van een bepaalde overtuiging veel minder zeker.

Historisch zijn aan deze geschiedenis van muiterij zoowel de held van het verhaal, de beestmensch kapitein Bligh, als de ontwikkeling der gebeurtenissen (in groote trekken natuurlijk). Bligh commandeerde in 1787 het schip ‘Bounty’, dat opdracht had op Tahiti broodboomen te laden en die naar West-Indië te brengen. Na de landing in 1788 op dat eiland, brak er op zee muiterij uit, aangezien de barbaarsche tucht aan boord het leven ondraaglijk maakte. Onder leiding van den officier Fletcher Christian werd Bligh met zijn getrouwen in een sloep gezet; hij wist echter na een miraculeuzen tocht van 3600 zeemijlen Timor te bereiken. De muiters vestigden zich met vrouwen uit Tahiti op het onbekende Pitcaien Island, waar hun afstammelingen in 1808 werden teruggevonden.

Frank Lloyd heeft de feiten natuurlijk met veel fantasie gelardeerd, maar in hoofdzaak toch de historische lijn gevolgd. Waar hij zich het minst overgeeft aan die eigen fantastische escapades is zijn film verreweg het sterkst. Zoo is vooral de tocht van de ‘Bounty’ tot de landing op Tahiti uitstekend behandeld; hier is ten volle profijt getrokken van de filmische mogelijkheden, die een zeilschip met zijn machtige tuigage biedt; en behalve dat, weet Lloyd door beknoptheid van voordracht en een slechts terloops aanduiden van de ongehoorde wreedheden waaraan de kapitein zich schuldig maakt, een zeer sterk effect te bereiken. Men volgt het schijnbaar zoo monotone itinerarium van de ‘Bounty’ met spanning; het drama van het toenmalige zeewezen met zijn geronselde matrozen en zijn Gestapo-achtige drilmethoden is hier hoogst beklemmend en werkelijk imponeerend.

Bij de aankomst op Tahiti verslapt deze spanning om plaats te maken voor de meer gebruikelijke Hawaiiromantiek. De bekende vrouwen met witte bloemen in het haar maken conquêtes, en er is een opperhoofd, dat men als een idealen dictator zou moeten voorstellen aan het hedendaagsche Europa. Men kent deze sfeer uit de Zuidzeefilms van Van Dijke en Murnau; Lloyd weet den goeden smaak weliswaar te behouden, maar dit stuk van de film staat bij lange na niet op het peil van het eerste.

Voortreffelijk is dan weer de episode van de muiterij en Blighs tocht naar Timor. Hier wordt men het meest aan ‘Potemkin’ herinnerd. Het proces ter berechting van de muiters aan het slot is weer veel conventioneeler en dus zwakker. De sentimenteele Tahiti-romantiek en het theatrale accent van dit slot maken, dat men het geheel niet onvoorwaardelijk kan prijzen, zooals men de beste gedeelten prijst. Zij zijn waarschijnlijk de onvermijdelijke concessies aan den publieken smaak; concessies, die trouwens niet verbazen bij den bekwamen, maar niet al te persoonlijken regisseur van ‘Cavalcade’ en ‘Berkeley Square’.

Boven alles uit echter steekt de prachtige creatie van Charles Laughton als kapiten Bligh. Dit is filmspel in den besten zin van het woord; zonder eenige overdrijving, beheerscht en genuanceerd. Het gevaar voor een teveel lag hier voor de hand, maar Laughton heeft het weten te vermijden; zijn Bligh is werkelijk een beestmensch, juist omdat hij er niet uitziet als een beest; hij heeft dat weeke en stille van sommige sadisten, waardoor zij soms iets vroolijks en onschuldigs over zich krijgen. De vreeselijke gezichtsvertrekkingen à la Lon Chaney blijven ons hier bespaard; met één beweging van zijn zilten onderlip weet Laughton meer te bereiken dan een ander met honderd grimassen. Een rol, die men niet spoedig vergeet.

Ook Clark Gable als Fletcher Christian en Franchot Tone als zijn nog meer philologisch dan amoureus bij de languissante schoonen van Tahiti geinteresseerde collega zijn zeer goed, al ligt hun rol veel meer in de regionen der filmromantiek. Ook de leden van de equipage passen geheel in het beeld van de film, die echter door zijn magnifieke opnamen niet het minst weet te boeien.

M.t.B.