R. Herreman, Het Helder Gelaat. (Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam 1937).

De poëzie van den Vlaming Herreman, die in dezen kleinen bundel bijeen is gebracht, behoort tot de poëzie van het behoorlijke gemiddelde. D.w.z.: men raadt overal sterke invloeden, maar deze zijn toch in zooverre verwerkt, dat zij den dichter niet tot epigonisme verdoemen; men vindt telkens een vers, dat een persoonlijk element heeft en een treffenden regel, maar het is toch niet overrompelend, het laat hoogstens een vagen, zuiveren indruk achter. Herreman houdt van aanduidingen als ‘het helder gelaat’, ‘het stomme verlangen’, ‘de onverhoedsche luister’: beelden gemengd met een dosis abstract begrip, die ook het wezen van zijn poëzie zeer goed karakteriseeren. Soms wordt het beeld concreter, een andere maal krijgt de abstractie de overhand. Hoe Herreman uit dit geding te voorschijn zal komen, en of hij 't überhaupt tot een sterker, persoonlijker vormgeving zal brengen, waag ik op grond van dit bundeltje niet te beslissen; daarvoor is het gemiddelde te weinig positief. In ieder geval is Herreman een dichter, wien het niet aan talent ontbreekt.

M.t.B.