Oostrecht in opspraak

De roman van een doktersleven
Een Hollandsch drama, maar niet van Van Schendel

Ru Basse, Hoog aan den Wind - (W. de Haan, Utrecht z.j.).

Naar ik uit verschillende bronnen verneem, is een industriestad in het Oosten des lands (die ik van zeer nabij ken) in rep en roer over den roman van een auteur, die zich noemt Ru Basse, maar in werkelijkheid een bekend chirurg is uit die industriestad, waarvan de schuilnaam in het boek Oostrecht is. De menschen in die contreien staan op hun achterste beenen, zooals destijds de bewoners van een andere stad in het Westen des lands, toen ‘De Zondaar’ van Alie Smeding verscheen; de Oostrechtenaren meenen zich of buren of kennissen in de romanpersonages van Ru Basse te herkennen, en aangezien Ru Basse verhaalt van echtbreuk en compromittante fuifjes is de ontsteltenis aanzienlijk. Wel is waar heeft Ru Basse zijn verhaal van een chirurgenleven nog meer gecamoufleerd door den hoofdpersoon van ‘Hoog aan den Wind’ John Bakker te noemen, maar men weet, dat zulke middelen niets helpen. Als de Oost-, West- of Utrechtenaren eenmaal op het spoor zijn van die-is-die en dat-is-dat, is het schandaal niet meer te stuiten.

Tot mijn spijt heb ik, hoewel ik ‘Oostrecht’ van nabij ken en ook iets meen te weten van de zeden en gewoonten der inboorlingen, in den roman van Ru Basse vergeefs gezocht naar de ‘special marks’ van die industrieele nederzetting. Wie het niet weet. zal er nooit achter komen, dat hier gehandeld wordt over juist deze stad.... die toch karakteristiek genoeg is, met haar zonderling mengsel van oude plattelandsgebruiken en industrieele realiteit, met haar parvenu's en aardige menschen, haar coterieën en haar dialect. Niets van dat alles komt tot uiting in den roman van Ru Basse, die als twee droppels water lijkt op soortgelijke biechtromans van menschen. die plotseling tegenover zichzelf en anderen eerlijk willen zijn, die over levende wezens willen schrijven. waarin zij nooit iets anders dan bridge- of zeilgezelschap hebben gezien, die na een druk leven in dienst van de practijk ineens over het wereldraadsel gaan peinzen zonder tot peinzen gereed te zijn. Hoewel hij gelardeerd is met citaten van Vondel en Blicher Clausen, is zoo'n roman is verre van een kunstwerk; hij is een product, dat één seizoen opschudding zal verwekken om redenen, die met de reëele waarde van het boek niets te maken hebben. en daarna vergeten zal worden.

De menschen, die steenen werpen naar den auteur zijn overigens in het ongelijk. ‘Hoog aan den Wind’ van Ru Basse is een boek zonder eenige literaire waarde (over andere waarden die boven het strikt-literaire zouden kunnen uitgaan, spreek ik hier nu maar niet eens), maar de schrijver maakt allerminst een onsympathieken indruk; hij stelt ‘zichzelf’ niet beter voor dan hij zich in al die perikelen van zijn leven gedragen heeft, hij beschuldigt ook niemand op larmoyanten toon; hij is, kortom, eerlijk, voor zoover iemand. die plotseling op papier eerlijk wil zijn. dat zijn kan. Hij maakt van zijn boek ook geen fraaie literatuur, hij vertelt slechts een verhaal, dat hem blijkbaar van het hart moest. Zulk een verhaal had zelfs aangrijpend kunnen zijn van on-literairen eer voud, ware het niet, dat de schrijver zich bedient van de hopeloos afgezaagde clichevisie, die in leestrommelboeken aan de orde van den dag is; daardoor wordt zijn eerlijkheid vanzelf toch weer een vervalsching, maar dan onbewust. Ru Basse is eerlijk via de derderangsletterkundigheid van anderen; en daarom schiet hij zijn doel compleet voorbij. terwijl heel ‘Oostrecht’ op stelten staat. Een Hollandsch drama - maar niet van Arthur van Schendel - dat zich om de zooveei jaar in ons land schijnt te moeten herhalen; het drama van de eerlijkheid-voor-iedereen, van de biechtbehoefte in het openbaar, terwijl de hoofdpersoon van dat drama niet den afstand kan scheppen, die aan zijn eerlijkheid en biechtbehoefte relief zou kunnen geven.

 

* * *

 

Ook zonder gemeene zaak te maken met de publieke opinie van ‘Oostrecht’ kan men dus dit boek verwerpen. Zooals meer het geval is, slaagt Ru Basse nog het best, waar hij van zijn jeugd vertelt; onwillekeurig interesseert men zich voor een jeugd, hoe dan ook weergegeven Zoodra de schrijver echter aan de liefde begint. wordt het pijnlijk; en het is juist zijn huwelijksleven, dat het hoofdthema is van den roman. De carrière van den medicus is zoozeer achter de coulissen gebleven, dat de ondertitel ‘roman van een doktersleven’ feitelijk juist en toch grot onjuist moet heeten; het doktersberoep schijnt den auteur slechts belang in te boezemen, voor zoover het met zijn huwelijk en de beproevingen daarvan samenhangt. Kennelijk is de aandrift tot schrijven hier voortgekomen uit de gemoedsbeweging, ontstaan door den tragischen dood van de vrouw, die den chirurg John Bakker vroeg ontvalt: de dood brengt hem tot meditaties over den zin des levens. Positieve godsdienstigheid wordt daaruit niet geboren, maar wel een vage adhaesiebetuiging aan de Christelijke moraal (Rotary, Oxford), die echter zonder den ondergrond van het christelijk dogma of de christelijke geloofsovertuiging geheel in de lucht komt te hangen. Wij mogen aannemen, dat Ru Basse alias Bakker bij het Rotary-devies ‘service above self’ voorloopig vrede heeft gevonden, maar het blijkt niet, waarom de auteur deze en soortgelijke formules meer waard acht dan een handleiding voor privé-gebruik die niemand hem zal misgunnen.

Het voornaamste stuk van het boek is echter gevuld met de tijdelijke verwijdering tusschen de echtgenooten, die er beiden met anderen verhoudingen op na houden: anderen, die uiteraard ook al niet ‘onberispelijk’ leven. Bij deze huwelijksperikelen staat Ru Basse zeer uitvoerig stil, en men behoeft dan ook geen oogenblik in het onzekere te verkeeren omtrent het waarom van de Oostrechtsche sensatie! De ‘uitstapjes’ van man en vrouw zijn geschilderd met de conventioneelste middelen, maar hu niet bepaald met terughoudendheid; het fuifleven in ‘Oostrecht’ voelt zich daardoor natuurlijk gecompromiteerd, al dan niet terecht. Dat er overigens ook maar iets van de schilderachtige en bijzonder typische feestgewoonten en vrijerijen speciaal van deze karakteristieke stad in het Oosten des lands in den roman van Ru Basse zou doorschemeren, moet ik ontkennen; misschien zijn de Oostrechtenaren wel zoo zondig, maar zij zijn zeker minder cliché dan Ru Basse ons wil laten gelooven....

* * *

 

De bekende literatuurhistoricus W.L.M.E. van Leeuwen heeft ‘Hoog aan den Wind’ ingeleid. Sommige beweringen uit die inleiding kan men onderschrijven (b.v., dat deze roman een ernstig werk is), maar voor iemand, die zich met de literatuur geregeld bezig houdt, is een beschouwing als deze zonder zelfs maar een spoor van critische plaatsbepaling toch wel heel zonderling. Men zal hier ‘vergeefs zoeken naar allerlei ongezonde onnatuurlijkheden, waarvan zoovele moderne romans (hoe meesterlijk van schriftuur vaak) vol zijn,’ zegt Van Leeuwen. Wat wil hij daarmee in vredesnaam poneeren? Dat Ru Basse toch eigenlijk maar beter is dan b.v. de ontaarde Vestdijk? Of dat het schrijven over gezonde natuurlijkheden zeer wel samen kan gaan met een verre van meesterlijken, want uiterst gemeenplaatsigen stijl? In dat geval zou men Van Leeuwen ook Courths Mahler als lectuur kunnen aanbevelen. Maar blijkbaar bedoelt hij ook dat niet, want hij zegt goedkeurend, dat men in ‘Hoog aan den Wind’ geen ‘zonderlinge stijlexperimenten’ (zal) aantreffen. Neen, inderdaad; maar sedert wanneer is een literatuurhistoricus zóó bang voor zonderlinge stijlexperimenten, dat hij tegenover een door en door conventioneelen en vaak bedenkelijk kitschigen stijl zijn critisch besef verliest?

M.t.B.