Den Gulden Winckel

Een Boekenweek-aflevering

Het maandblad voor boekenvrienden ‘Den Gulden Winckel’ wijdt een aflevering aan de Boekenweek. Halbo C. Kool geeft een bespiegeling over Schrijver en Publiek, naar aanleiding van een statistische publicatie. Gerth Schreiner meent in zijn artikel over Europeesche en nationale literatuur, dat pessimisme t.o.v. de Nederlandsche letterkunde uit den booze is.

‘Ik meen, na jarenlange studies, de geschiedenis van de Nederlandse literatuur tamelijk goed te kennen. Ik weet uit dagelijkse ondervinding, dat er tegenwoordig in Nederland vele schrijvers schrijven, die zich zeer wel bewust zijn van hun verantwoordelijkheid tegenover de cultuur van hun land en de Europese cultuur. Het is geen profetie, maar het constateren van een feit, als ik schrijf, dat het besef van de noodzakelijkheid van een zelfstandige nationale Nederlandse literatuur in het kader van de Europese literatuur tegenwoordig sterker leeft onder de Nederlandse schrijvers dan in vele voorafgaande tijdperken. Des te merkwaardiger vind ik het daarom steeds weer, dat menig Nederlands schrijver zo pessimistisch is ten opzichte van de Nederlandse literatuur en zijn betekenis voor de Europese literatuur, “omdat het taalgebied nu eenmaal zo klein is en Nederland nu eenmaal sinds eeuwen een transitoland is”. Des te pijnlijker heeft het mij echter getroffen, dat een Nederlands criticus in een tijdschrift heeft kunnen schrijven, dat hij slechts bij uitzondering Nederlandse boeken leest, omdat hij van tevoren toch wel weet, “dat de Nederlandse boeken het tegen de buitenlandse at moeten leggen”. Want ik geloof, dat deze criticus niet slechts weinig Nederlandse boeken, maar ook weinig buitenlandse boeken werkelijk gelézen heeft. Anders zou hij toch moeten weten, dat zijn oordeel er naast is’.

Men kan het met den heer Schreiner eens zijn; eerst dient te worden vastgesteld, over welk deel van de Europeesche en Nederlandsche literatuur men spreekt. Vergelijkingen in het algemeen en in het wilde weg, zonder onderscheiding, wettigen pessimisme eigenlijk evenmin als optimisme.

Een bijzonder aardige beschouwing is het opstel ‘Leeren Lezen’ van Adriaan Morriën, waarin hij het lachen om een boek van groot belang noemt voor het behoud der kinderlijke argeloosheid.

Adolf ter Haghe herdenkt Augusta de Wit. Albert Helman zond een baloorig en melancholiek gedicht uit Mexico, naar aanleiding van het Kerstfeest aldaar, dat geen Kerstfeest is.

M.t.B.