Kunst en Letteren
Menschen in het hotel

De conflicten van Corrie Sondaal

Ina Boudier-Bakker, Aan den Grooten Weg. (P.N.v. Kampen & Zn, Amsterdam z.j.)

Het is niet gemakkelijk over dezen roman van mevr. Boudier-Bakker nog iets nieuws te zeggen, want hij lijkt sprekend op ongeveer alle boeken van het genre, waarvan zij voor een deel de geestelijke moeder is. Met dit genre is mevr. Boudier zoo door en door vertrouwd, dat zij het nauwelijks meer met eenige inspanning schijnt te beoefenen. Haar romanfiguren hebben de geijkte contouren, haar stijl (die alleen op sommige plaatsen teekenen van slordigheid begint te vertoonen) kabbelt gelijkmatig door, zonder stroomversnellingen of watervallen, het verhaal kan men, als men een vijftig bladzijden gelezen heeft, zonder al te veel moeite in groote lijnen zelf wel verder construeeren.

 

Het onderwerp is ditmaal, zooals de titel zegt, de ‘groote weg’, die in deze litteratuur met het noodlot kan worden geïdentificeerd, omdat het verleggen van dien weg en ook de toeneming van het autoverkeer in 't algemeen het welvarende hotel De Leeuw en het armoedige pension Welgelegen met den ondergang bedreigen. Zoo was in een vorig boekje de straat de achtergrond van eenige menschenlevens; men mag aannemen, dat mevr. Boudier daarin haar meesterwerk heeft gegeven, want de groote weg brengt geen vergrooting van talent. De eigenlijke hoofdpersoon van den roman is Corrie Sondaal, kleindochter van de dame, die Welgelegen drijft en door de schrijfster met groote sympathie wordt geteekend Corrie Sondaal is een van de klassieke vrouwentypen van den familieroman; haar lot is verweven met dat van de beide zoons van den concurreerenden Leeuw, waarvan de oudste, Johannes, later een zelfopofferende idealist blijkt te zijn, zoodat Corrie, na haar eersten hartstocht voor dezen jongen man, toch later met den jongeren Bart, haar jeugdvriendje (eveneens van de concurrentie dus) het leven ingaat. Zij heeft dan veel geleerd, bv. dat het ‘de kameraad-in-alles (is) dien zij gezocht heeft in den ander’. Maar bovendien is Corrie een energieke vrouw, die een eigen hotel weet te exploiteeren, in welk werk Bart haar later bijstaat; zoodoende ziet men alle misère toch geleidelijk aan weer in vreugde overgaan, al is het dan de vreugde van stilaan-door-het-levengelouterden.

Men behoeft zich geenszins in te spannen om ‘Aan den Grooten Weg’ te lezen; geen probleem zal boven het verstand gaan van welken lezer ook, omdat alle elementen, waarmee mevr. Boudier werkt, hem al bekend zijn. ‘Zenuwsterke vuisten’, een ‘pijn in zijn hart’ (geestelijk bedoeld), een ‘vlijm van jaloezie’, een mond, die ‘trekt’: zij behooren stuk voor stuk tot de vaste requisieten van het genre, en men krijgt den indruk, dat zij automatisch op het papier worden gezet. Soms is het zelfs niet geheel duidelijk, of mevr. Boudier wel precies formuleert wat zij bedoelt, bv. als zij op p. 53, over Corrie schrijvende, zegt, dat ‘haar jonge hart jaagt in afschrik’, of als van een seniel geworden kunstbeschermer wordt meegedeeld: ‘Hij zelf een eenzame, melancholiek, een uiterst gevoelig dilettant, maar de grondlegger bij onnoemelijk velen van hun carrière’.

Men kan dezen roman dus vooral aanbevelen aan degenen, die op hun gemak, zonder geschokt te worden of al te ernstig verontrust, van hun lectuur willen genieten en menschen willen ontmoeten, wier gedragingen aan de gematigd-realistische illusies beantwoorden. Om dezelfde redenen moet men het boek dringend ontraden aan volwassenen, wier belangstelling door belangrijker problemen in beslag wordt genomen.

M.t.B.