Briefwisseling Menno ter Braak - D.Th. Enklaar

D.Th. Enklaar
aan
Menno ter Braak

Breda, 8 september 1928

Breda, 8 September 1928

Seeligsingel 1.

Zeer geachte Heer,

Nog steeds ben ik U een uitvoeriger dankbetuiging schuldig, dan het overdrukje, waarmede ik terstond na de ontvangst van Uw boek gepoogd heb, U mijn erkentelijkheid voor het vriendelijk geschenk te bewijzen. De oorzaak van mijn schijnbare nalatigheid ligt echter niet in gebrek aan belangstelling; maar ik wilde Uw boek zorgvuldig doorgelezen hebben, alvorens erover te schrijven. En een verhuizing en langdurige omzwervingen in Frankrijk en België waren beletselen voor een geregelde lectuur.

Thans moge ik U dan eindelijk gelukwenschen met de voltooiing van deze voortreffelijke dissertatie en mijn blijdschap uitspreken over Uw vriendelijkheid mij een exemplaar ervan af te staan. Ik ben zelf niet genoeg in het onderwerp ingewerkt, om in bijzonderheden Uw werk te beoordelen, maar u kunt U verzekerd houden dat ik er veel uit geleerd heb en met groote bewondering ervoor vervuld ben. Zelfs het bezwaar, dat U over enkele bijkomstigheden mogelijk wat te uitvoerig ben geweest keert zich voor mij tot een deugd, omdat ik daardoor de kwestie geheel mocht leeren vatten. Doch de omstandigheid, dat ik zoo van uw boek geprofiteerd heb, maakt tevens dat ik me niet bij machte gevoel erover te schrijven. Ik heb dan ook gemeend het verzoek om Uw boek te bespreken, dat de redactie van het Tijdschrift voor Geschiedenis tot mij richtte, te moeten afwijzen. Er leek mij over Uw boek meer te zeggen, dan de algemeenheden, waartoe ik me zou moeten beperken, en U hebt stellig recht op een betere bespreking.

Ik moge dan ook thans volstaan met U nogmaals mijn hartelijken dank voor uw boek te betuigen, waardoor ik mij zeer aan U verplicht gevoel, en blijf daarom steeds gaarne met de meeste hoogachting Uw dienstwillige,

D.Th. Enklaar

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie