Briefwisseling Menno ter Braak - Hester Moulijn-Haitema Mulier

Hester Moulijn-Haitema Mulier
aan
Menno ter Braak

Den Haag, 22 mei 1935

den Haag van Weede van Dijkveldstr 101

22 Mei '35

Geachte Heer,

Mag ik U mijn groote instemming betuigen met uw artikel ‘Dogma en Muziek’ in ‘Het Vaderland’ van Zondag 19 Mei? In het bijzonder heeft mij getroffen, dat U daarin de bij Gorter als dichter zoo bij uitstek aanwezige eigenschap opnoemt: het denken, tot overtuiging geworden en daardoor geheel naar binnen doorgedragen, komt in de ziel als klank en kleur weer te voorschijn. Ik heb ook altijd geloofd, dat Gorter degene was, die de grootste poetische mogelijkheden in zich droeg, niet alleen door zijn groot intuitief vermogen en zijn fijn zintuiglijk waarnemingsvermogen, maar tegelijk door zijn helder verstand en zijn heroïsche offerzin. Is de oorzaak aan zijn tragisch falen niet hierin gelegen, dat hij in zijn geloovige overgave aan ‘het denken’ zichzelf daaraan verloor en in plaats van in de sfeer van de bewuste spiegeling tusschen het individueele en het algemeene, terechtkwam in de sfeer van het algemeene zelf? Al dwalend heeft hij zijn eigen brandpunt nooit gevonden. Zoo is het mij tenminste voorgekomen en ik gevoelde behoefte, u dat naar aanleiding van uw artikel even mee te deelen.

Met beleefde groeten

Hoogachtend

H Moulijn Haitsma Mulier

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie