Briefwisseling Menno ter Braak - Henk van Houten

Henk van Houten
aan
Menno ter Braak

Rotterdam, 6 januari 1931

Waarde Menno,

Zoo zie je maar, dat wie uitstelt, ongelijk heeft: had ik kunnen vermoeden, dat je door ons gemiste telefonade van Zondagmiddag zulk belangrijk nieuws in hield, dan had ik op den onaangenaamen dag, die de jachterige Maandag gisteren was, zeker even opgebeld. Ik kom dus nu, een etmaal te laat, je hartelijk gelukwenschen met je verloving, waarvan Truida mij van middag de mededeeling deed. Het zal mijn vrouw, die ik straks het nieuws zal vertellen, evenzeer verheugen als het mij doet, dat je een vrouw gekozen hebt en er bibbert een heel Carnaval van ongehuwde en getrouwde menschen aan de punt van deze pen, dat ik echter niet opschrijf. -

Laat ik je liever verwijzen naar het gedicht van Donker in de Balans: het is op zijn minst moedgevend en per slot waar ook. Maar ik behoef je niet te herinneren aan het bijbelsch woord: Indien ik alle schatten der aarde had, maar de liefde niet. Ik wil herhalen, dat je verloving mij heel veel genoegen doet.

Kunnen we jelui binnenkort eens zien - als Hampton C. het tenminste toelaat?

Hartelijk gegroet:

Henk van Houten

Origineel: ? Briefhoofd Redactie de Nieuwe Rotterdamsche Courant.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie