Menno ter Braak
aan
van Loghum Slaterus' Uitgevers Maatschappij N.V.

Rotterdam, 21 maart 1931

Rotterdam, 21 Maart 1931

N.V. VAN LOGHUM SLATERUS' UITGEVERSMIJ.

Velperweg 143c, ARNHEM

Zeer geachte Heer van Tricht

Na rijpelijk overleg moet ik U meedeelen, dat ik besloten heb, mijn roman ‘Hampton Court’ bij de fa. Nijgh & van Ditmar uit te geven. De reden van dit besluit is het zeer belangrijke verschil der condities, dat voor mij in mijn tegenwoordige omstandigheden een niet te verwaarloozen factor uitmaakt. Ik behoef U zeker niet te verzekeren, dat het hier niet gaat om een luttel bedrag; dit zou voor mij nimmer aanleiding geweest zijn, van uitgever te veranderen. Het verschil is n.l. zoo aanzienlijk, dat ik moet concludeeren, dat Nijgh & van Ditmar principieel meer exploitatiemogelijkheden in het boek zien, en wel in dier voege, dat zij een veel grooter honorarium en een grooter oplaag geven.

Het spijt mij werkelijk oprecht, dat ik de zeer aangename relaties tusschen Uw firma en mij voorloopig niet verder kan uitbreiden, maar ik geloof, dat U mijn motieven zult kunnen billijken. Er is bij mij geen sprake van geweest, om met ‘Hampton Court’ te gaan ‘leuren’; aan vroegere, U bekende aanbiedingen heb ik ook geen aandacht geschonken. Er is verder ook geen sprake van, dat ik Nijgh & van Ditmar van Uw condities in kennis heb gesteld; hun aanbieding is geheel onafhankelijk van de Uwe geschied. Ik stel er prijs op, daarop den nadruk te leggen. U zult mij echter moeten toegeven, dat het vergelijken van condities het goed recht van den auteur is, en dat hij, wanneer hij materieel nu eenmaal niet onafhankelijk is, genoodzaakt is bij een belangrijk verschil zijn consequenties te trekken. Dat zulks niet inhoudt, dat ik mij voor de toekomst voorgoed aan een anderen uitgever verplicht, noch dat ik de uitnemende wijze, waarop u de belangen van het ‘Carnaval’ verzorgd heb, vergeten heb, behoeft wel geen nader betoog. Ik ben het geheel met U eens, dat de relatie tusschen uitgever en auteur niet alleen een quaestie van bieden is, maar ik kan aan den anderen kant in dezen de luxe van een zuiver ideëele relatie helaas niet dragen. Zoo moet ik dan wel den schijn van den materialist op mij laden.

Wilt U mij het manuscript dezer dagen even aangeteekend terugzenden? Bij voorbaat daarvoor mijn dank.

Ik hoop, dat U de redenen van mijn besluit zult billijken en dat het geen afbreuk zal doen aan onze overige connecties.

m.v.gr., hoogachtend,

Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie