Elisabeth de Roos
aan
Menno ter Braak

[mei 1931]

Maandag

L.M.,

Ik heb het Enny maar gevraagd; het lag wel het meest voor de hand; hoewel het me zelf verwonderd heeft te merken dat het ‘symbolische’ element in deze kwestie me eigenlijk zoo na aan mijn hart lag. Maar ik voel me schuldig tegenover mijn oude vriendin [Nida] dat ik je heb laten denken dat ik mijn ‘respect humain’ = mijn angst voor een opzichtige jurk, tegenover haar zóó zwaar zou laten wegen; daarvoor is ze me toch te lief. Maar vader was het met me eens dat het niet aardig was haar als remplaçant te vragen. Dat ik haar in eerste instantie niet gevraagd heb, verwijt ik me niet, en zij mij ook niet, maar ik zou het mezelf juist daarom kwalijk nemen om haar als ‘emergency’ te gebruiken. Met Enny is dat anders; die is er toch bij.

Wil je gelooven dat ik me maandenlang erop gespitst had om mevr. Van Embden-de Ridder met Lidy's lippenstift te ergeren?

Dag! Je Bep

Origineel: particuliere collectie

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie