A. Roland Holst
aan
Menno ter Braak

Bergen N.H., 21 mei 1935

Bergen. N.H.

Mei. 21. '35.

Dinsdagmorgen

Beste Menno,

Hartelijk dank voor de toezending van je uitnemende stuk over Gorter. Als je hem jaren lang persoonlijk had gekend, had je hem niet juister kunnen zien. Het scherpzinnige en kinderlijke en buitenpsychologische in verband met het muzikale en mathematische geeft inderdaad een levende formule van dit wezen; ook dat ‘een kinderlijk-zuiver geloof hier over de scherpzinnigheid regeert’. Ik zal het stuk doorsturen aan mijn tante R. H., want het zal haar zeker erg boeien.

Eenige dagen geleden ontving ik Eddie's boek. Ik ben nog maar in het begin en lees langzaam. Het zal mij, geloof ik, erg moeilijk vallen, mij een oordeel te vormen. Van een kant staat het, wat de aard van het bewustzijn aangaat, zoo ver van mij af; van de andere kant staat het vlak tegen mij aan, omdat Eddie er in elke regel vibreert. Maar al lezend herinner ik mij voortdurend jouw bezorgdheid over de ontvangst, die dit boek zou wachten. Ik vrees ook, dat 't nauwelijks ‘weerklank’ zal vinden, en ik vraag mij af, of dat geen erge knauw zou kunnen geven aan wie zich met zoo hardnekkige volledigheid (volledig althans op zijn plan) gegeven heeft.

Ik hoop begin juni naar Parijs te gaan en er een week of misschien 2 weken te blijven. Is er kans, dat ik er jou ook nog zie?

Hartelijke groeten, ook aan A.,

van je Jany

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie