Maurits Uyldert
aan
Menno ter Braak

13 juni 1935

Amsterdam C. 13 Juni 1935

Geachte Heer ter Braak

Uw verontwaardiging over de houding van de Leidsche Maatschappij wordt ten volle door mij gedeeld, maar ik geloof toch niet dat de actie, welke U thans wilt beginnen, juist is.

Immers, het gaat niet om de knikkers, maar om 't spel, om de bekroning door de Mij van Letterkunde met de Van der Hoogt-Prijs, niet om een geschenk van een aantal menschen, die hun bijdragen misschien zullen geven minder uit bewondering voor Marsman's werk dan uit verontwaardiging oven de houding van de Mij, of, zooals U zelf zegt, bij wijze van openbare correctie, enz.

De door U beoogde actie, waarvan ik de ernst geenszins onderschat, zal de zaak m.i. vertroebelen. Een actie in de boegen der Mij, ten einde het bestuur tot aftreden te nopen, lijkt mij logischer. Een nieuw bestuur kan dan volgend jaar de fout van het oude herstellen. Daar ik evenwel geen lid ben van de Mij kan ik te dezen opzichte slechts een advies geven. Het lijkt mij, dat met de Uwerzijds beoogde oproep aan den heer Marsman geen dienst wordt bewezen. Al zal het bedrag van fl 1000- door hem allicht niet worden versmaad, naar buiten toe heeft een dergelijk geschenk niet dezelfde waarde als een officieele bekroning die allicht door een nieuw bestuur toegekend zal worden.

Met de meeste hoogachting en collegialen groet

Uw dw. Maurits Uyldert

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie