Theun de Vries
aan
Menno ter Braak (Den Haag)

Den Haag, 10 juli 1934

Sneek

10 juli 1934

Waarde Ter Braak,

Van Van Tricht kreeg ik je critiek op Eroica.–Met alle respect voor de wijze van wraakneming (die die van Donker in de N.R.Crt. zeker ter zijde streeft, zoo niet overtreft) meen ik je toch naar aanleiding van deze critiek een paar opmerkingen te moeten maken, die je misschien voor een volgend geval iets leeren.

In de eerste plaats suggereer je maar steeds, als zou ik naar Dostojewsky gekeken hebben. Ik vind het heel aardig van je, maar helaas! is dit niet het geval. Ik heb de Gebroeders Karamazov en Schuld en Boete gelezen, maar blijkbaar dusdanig, dat ik er niets van heb opgestoken, volgens diverse kennissen (Dirk Coster en zoo); ik moet mezelf ergo beschouwen als niet-toegankelijk voor de charmes van dezen gevaarlijken beïnvloeder.

Er is echter een andere Rus, en wel Tolstoy, die een groot historisch werk heeft geschreven, dat Oorlog en Vrede heet. Misschien heb je daar wel eens van gehoord; ik twijfel er echter aan, anders had je er onmiddellijk op moeten komen, dat dit boek mij ‘beheerschte’ bij het schrijven van Eroica. Maar je kennis in literatuur is zeer gering vergeleken bij je wil tot compareeren; heusch, een onderwijzertje, dat voor de hoofdacte studeert, leert dit beter. Ik zeg dit alles zoo nadrukkelijk, omdat je mij vroeger, vóor Eroica, geregeld uitspeelde als een epigoon van Van Schendel, ook weer op grond van toevallige historische gelijkenissen, terwijl ik Van Schendel’s laatste boeken aardig vind, maar de vorige, die dan speciaal op mij van ‘invloed’ zouden zijn geweest, verfoei. Mijn ‘origineelen’ (want het is voor jou blijkbaar ondenkbaar, dat ik zélf ook iets kan) liggen gelukkig iets verder dan deze hollandsche eerbaarheid. Mooi werk voor je, en oefening, eens precies uit te vinden, wáar…

Terwijl je aan mijn misvormde fantasie de figuren van mijn boek toeschrijft en als zoodanig belachelijk maakt, kan ik je verzekeren dat al die typen bijna stuk voor stuk naar levende menschen zijn beschreven, (Andreas is bovendien het reinste zelfportret, daar is Dr. Dumay toch ook weer ingerend), terwijl ik alleen voor de figuur van Lucka iets verder van huis moest en, natúúrlijk, terecht kwam bij Stalin (maar dat kon jij niet weten), evenmin als je weten kon, dat de revolutionaire operette die ik afdraai, uitsluitend berust op motieven van de russische en de hongaarsche. Als rechtgeaard leeraar in de geschiedenis ken je de historie als zoodanig weer niet, kon je geen analogieën vinden, waar ze voor de hand lagen (door dit gebrek aan historisch inzicht worden jij en je soort ook altijd ‘overrompeld’ door oorlogen, opstanden, enz.); en de geparfumeerde onmogelijke Demetrius is mij als zoodanig letterlijk in handen gegeven door een hier wonende poolsche dame, die mij ook overigens pijnlijk nauwkeurig heeft terzijde gestaan bij het scheppen van het slavisch milieu, dat niets anders is dan de omgeving van Krakau…

Waarde Ter Braak, laat ik mijn apologie kort samenvatten tot het volgend advies:

a. Voor het beoordeelen van literaire werken is meer nodig dan filosofie van het nihilisme en het potlood van den oud-leeraar;
b. Orienteer je beter in de literatuur überhaupt, je weet niet, hoe makkelijk het is, en het staat zoo gek, als je er telkens naast grijpt met je vergelijkingen.
c. Leg de herinneringen aan Eibergen af, als je een boek beoordeelt, dat toevallig niet tusschen Eibergen en Den Haag speelt; de menschen mochten eens denken, dat je nooit verder geweest was.
d. Veroordeel nooit geparfumeerde en gewasschen menschen, vóor je niet zeker weet, dat ze tot de onmogelijkheden behooren. Veroordeel ook nooit psychologische verschijnselen, die buiten je horizon liggen; bedenk, dat de natuur en het leven duizendvoudig zijn. En voor de critiek op revolutionaire typen… tja, hiervoor zou je misschien eens een Sociologie der revolutie moeten lezen. Maar dat zijn van die dingen, waarin jij en je soort liever vreemdeling blijven. Dat geeft het recht, er hautain over te kunnen meepraten; men praat ten slotte alleen mee over wat men niet weet.

Met het ter harte nemen van deze wenken, die me voor jou belangrijk lijken, zou je wellicht kunnen bereiken, dat je wraaknemingen minder evident worden, om zoo te zeggen, meer in logica en cultuur worden gebed. Ze doen nu zoo schooljongensachtig aan. Ik zal eens opletten bij mijn volgende boek. Voorloopig ben je geloof ik hard aan vacantie toe. Zoo’n zomer in de stad maakt humeurig.

Beste groeten:

Theun de Vries

Origineel: particuliere collectie

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie