[p. 800]

Oscar Wilde

The Importance of Being Earnest

De ernst van de toestand heeft gemaakt, dat de oorspronkelijke openingspremière van het seizoen moest worden vervangen door De Ernst van Ernst; in zoverre zijn wij aan ernst niet tekortgekomen. Maar anderzijds heeft de ernst van Oscar Wilde zo weinig gemeen met de obsessie, die ons drukt, dat wij het Residentie-toneel zeer erkentelijk kunnen zijn voor deze keuze. Misschien is geen ‘spel’ beter geschikt dan dit om de door de politiek ingesponnen mens van anno 1939 even uit zijn werkelijkheid te halen, hem even een soort vergetelheid te doen ondergaan, die toch niet ‘onwaardig’ behoeft te zijn. Immers: de charme van Wilde's comedie is juist het volkomen artificiële (en bewust zo bedoelde!) van de tekst, die niets gemeen heeft met het nationalisme van zijn (en onze) eeuw. Men kan inderdaad, zoals in het programma geschiedt, een innige verwantschap constateren tussen Wilde en Sheridan; men kan ook die lijn naar onze tijd verlengen en enige overeenkomst zien tussen dit soort intelligente vuurwerk en het (belangrijk lager geklasseerde) toneelvuurwerk van Sacha Guitry, kunstmatig, maar in zijn kunstmatigheid niet gemakkelijk te overtreffen: dat geldt voor Sheridan, Wilde en Guitry, maar voor Wilde geldt het toch op een bijzondere wijze. Zijn kunstmatigheid is zó kunstmatig, dat men er een man achter raadt, die een masker droeg, die het volmaakte en zelfs wel snobistische spel nodig had om zich te kunnen uiten. André Gide zegt daarover in zijn onlangs verschenen dagboek uitstekende dingen. ‘Les pièces de Wilde’, zegt hij, ‘laissent apparaître, à côté des mots de parade scintillants comme des bijoux faux, quantité de phrases bizarrement révélatrices et d'un intérêt psychologique puissant.... Wilde prit le parti de faire du mensonge une oeuvre d'art.... Mais toujours il s'arrangeait de manière que le lecteur averti

[p. 801]

pût soulever le masque et entrevoir, sous le masque, le vrai visage.’

Dat voelt men ook voortdurend onder het luisteren naar de snelle, scherpe en ‘gemaakte’ dialoog van De Ernst van Ernst; het is de voorgrond, waarmee men zich amuseert zonder er later iets van te kunnen navertellen, het is een hardnekkige toewijding aan een volmaakte ‘mensonge’; maar de psycholoog Wilde, die zich achter dit masker verbergt, is niettemin voor de ‘lecteur averti’ voortdurend zichtbaar. Wilde heeft zelf gezegd, dat hij al zijn genie in zijn leven had gelegd en in zijn werken slechts zijn talent; men kan dan zeggen, dat De Ernst van Ernst louter talent is van iemand, die toch niet kan verbergen, dat hij genie heeft. Al zijn personages zijn toneel-personages, spreken een kunstmatige Wilde-taal, zijn marionetten uit een snobistisch geziene wereld; maar zij zijn ook tegen de draad in, zij zijn zo consequent snobistisch doorgevoerd, dat men de niet-snobistische Wilde er duidelijk uit proeft.

Spel: dat dit spel zich na veertig jaar nog volkomen handhaaft wanneer het als spel gespeeld wordt, bewijst deze opvoering onder regie van Johan de Meester. Evenals in Lessen in Laster heeft De Meester ook hier het spel-element zeer duidelijk onderstreept, geheel in de geest van Wilde, naar het mij voorkomt. Daardoor wordt bereikt, dat het typisch-negentiende-eeuwse aan dit werk in plaats van een nadeel een groot voordeel wordt; men ziet die eeuw als eeuw, als getrucqueerde sfeer, en juist daarom kan men het geheel weer volkomen aanvaarden... als spel, en dus als de ernst van Ernst. Ik heb alleen in de tweede acte even een lichte inzinking menen te bespeuren, maar verder was het ‘rhythme’ van deze voorstelling voortreffelijk, en voortdurend boeiend. Niet in de laatste plaats ook door de volkomen harmonie van décor, costumes en spel, die minstens even goed op elkaar waren afgestemd als in Lessen in Laster; voor dit genre toneel bewijst het regietalent van De Meester zich als geknipt.