III

(Fragment, zonder datum, van een brief aan Van der Hoeven, die op of omstreeks 15 Mei 1879 geschreven moet zijn.)

Niemand dankt er U voor als ge uit vrees voor z'n booze tong iets nalaat of uitstelt. Het onnoodig geven van aanstoot is onverstandig, maar al te veel vrees voor afkeurend gebabbel is ook niet goed. Ja, ik begryp dat de vraag: wanneer? U beiden bezig houdt.5

[p. 12]

Zeg (nog eens) kom je in den komkommertyd m'n rozen zien? Ons huisje is zeer logeabel. Heb je lust iemand meetebrengen, doe 't gerust. Buys zal zeker niet gelyk met je van huis kunnen. Maar misschien zoudt ge Uw broêr den gymnasiast eens 'n genoegen willen aandoen. Een bed (of desnoods slaapplaats) zal er altyd ook voor hem zyn. We kunnen wel vier gasten bergen, natuurlyk als er een of twee makke schapen by zyn.

Nu ga ik naar m'n tuin. Dag beste trouwe kerel, hartelyk gegroet van

Uw

Dek

 

M'n vrouw is wel, en ook zy ziet bruin van de buitenlucht. Ze plant groenten.

Woutertje is 't liefste kind dat men zich denken kan, 'n ware schat. Nooit is me eenig ding zoo meegevallen als 't aannemen van dat kind. Hy is nu 4 4/12 jaar6, en ontwikkelt heel aardig. Sedert jaren lach ik weinig, maar hy brengt er me telkens toe.

5Deze passage slaat waarschijnlijk op familieaangelegenheden van Van der Hoeven.
6Hieruit maak ik op, dat deze brief op of omstreeks 15 Mei 1879 geschreven moet zijn. Woutertje (E.W. Bernhold), Multatuli's aangenomen zoon, werd 15 Jan. 1875 geboren.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie