D.A.M. Binnendijk
aan
Menno ter Braak [Eibergen]

Amsterdam, 17 juni 1926

A: 17-VI-'26

Niet zoo somber, beste kerel!

Als jij je tentamen gedaan hebt, voel je je veel lekkerder dan ik - al ga ik ook op reis. En jij zit dicht bij de vrouw, die, laat ik zeggen ‘alles’ is. En ik, ik ga après tout het land uit om mijn ellendige verdomming te verzetten. - Geef anders je tentamenplan op en doe het ook in September. Dan heb je nu rust en genoegen en het scheelt in tijd niet zoo veel. Stoett schreef mij gisteren, dat hij door huiselijke omstandigheden dikwijls dagenlang verhinderd was iets te doen. Daarom antwoordde hij nu pas op mijn lijst. Hij zei weer iets over Marnix, gaf nog een paar artikels op, vergat Wundt gelukkig, máár... ‘ik zie niets van v. Ginneken: Kleuter en Regenboog’, jawel! Dat ook nog. Overigens was de lijst in orde. Maar ik waag het er, zonder repeteeren, niet op.

Vanochtend liet ik mij neer bij American. Plotseling kwam Netty op mij af, die een afdeeling verder zat. Het ging vrij goed. Ze vroeg of ik de volgende week kwam. Dat beloofde ik. Maar vrees, als ik er voor sta, het toch af te moeten zeggen. Want al heb ik me met mijn lot als zoodanig verzoend, er is nog geen gevoel versmoord, geen spoor uitgewischt. Met vriendschap zijn al deze dingen niet op te lossen: het zou een fictie zijn die pijnlijk naar veinzerij zweemt. - Met Emmy heb ik Zondagavond weer eens heel precies gepraat: over haar en mij dan. Want er is - ondanks alle andere dingen - toch een zeer bepaald gevaar voor ons beiden in onze intimiteit. Hoe het zal gaan, weet ik niet. Willem gaat een week naar Zürich voor het Handelsblad (een muziekfeest!) - Pop is nu in Groet. Ik sprak haar niet meer. Er is tot afscheid Vrijdag nog een beestachtig feest geweest bij hen met Rients, Netty en Luger. Ik hoorde dat later van Emmy. Jobs stonk Zaterdag verschrikkelijk uit zijn strot en had bloedige Bols-oogen. - Van de Telegraaf kreeg ik ‘slechts’ fl 36.80 - Het viel ons niet mee. Jouw fl 10 - is werkelijk, in vergelijking met de anderen, zeer gunstig.

Hoe lang ik hier nog zitten zal is mij absoluut onbekend. Ik sukkel maar zoo'n beetje voort. Het kan me allemaal weinig schelen. Elke dag spreek ik pas om zes uur de eerste levende mensch. Het is ellendig, dat jij weg bent.

Eergisteravond is Hansje hier geweest. We hebben grondig over God gepraat. En - stel je gerust - er is niets gebeurd. Dat kan blijkbaar wel. Hoewel mijn erotiek zich dwingend aandient. Het zou mijn werklust ten goede komen, als ik weer eens flink vree. Maar ik wil niet. En kan niet.

Zaterdagochtend komt er een stuk van mij in De Tel. over: ‘Pauselijke maaltijden’. Of anders Zondagochtend onder ‘Rommelkruid’ (ps. Giovanni, Pascalo - Ravenna!!).

Kerel, hou je goed.

Doe mijn hartelijke groeten aan Jo! En aan je familie.

Een hartelijke poot van

je Dick

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie