Volpone
Comedie van Ben Jonson
Charles Dullin en het Théâtre de l'Atelier

Ben Jonson (geb. 1573 te Londen) is een jongere tijdgenoot van Shakespeare, met wien hij bevriend is geweest, maar van wien hij in diverse opzichten verschilt. Als de meeste acteurs en tooneelschrijvers van zijn tijd heeft hij een bijzonder avontuurlijk leven geleid; hij heeft in de gevangenis gezeten en werd gebrandmerkt, maar hij werd ook in 1616 (het jaar van Shakespeares dood) benoemd tot ‘Poet Laureate’; een officieel en deftig man is hij echter ook toen niet geworden, want van zijn voorliefde voor den alcohol is nog geregeld sprake, tot zijn dood toe in 1637. Een echt ‘elizabethiaansch’ bestaan dus, waarin men de plompheid èn de vitaliteit van dezen tijd beide uitnemend weerspiegeld kan vinden. Ook in zijn comedie, ‘Volpone, or the Fox’ (1604) trouwens, die het langer heeft uitgehouden dan zijn tragedies, dank zij de bewerking van Stefan Zweig en Jules Romains. Het stuk behoort tot het repertoire van Charles Dullin en het Théâtre de l'Atelier; Jonsons ‘Epicoene, or the Silent Woman’ zag ik jaren geleden onder den titel ‘La Femme Silencieuse’ van denzelfden Dullin in hetzelfde Théâtre de l'Atelier, en met het grootste pleizier. Bij Koning Jacobus I kwam Jonson echter voornamelijk in de gunst door zijn ‘masks’, het uit de maskerade voortgekomen tooneelgenre, dat ook op de vormgeving van Shakespeare van invloed is geweest. Op tooneelgebied was deze avontuurlijke en openhartige heer dus een all round man; na Shakespeare is hij, hoewel zijn werkzaamheid zich op een geheel ander plan afspeelt, zeker de markantste persoonlijkheid van het Engelsche tooneel p.l.m. 1600. Merkwaardig is, dat wij van Jonsons leven zeer goed op de hoogte zijn, terwijl Shakespeare in de schaduw blijft; het lagere plan schijnt zich beter voor de vereeuwiging door de historie geleend te hebben dan het hoogere, althans voor zoover het de biographie betreft.

In ‘Volpone’ betoont Jonson zich een soort satyr van den commedia dell' arte-stijl. Zijn held Volpone, de rijkaard, die zelf weer de dupe is van den sluwen tafelschuimer Mosca, zijn knecht, is met evenveel cynisme geteekend als de lieden om hem heen, die op zijn erfenis loeren en die hij uitlokt om zich bloot te geven in al hun slechtste eigenschappen door zich eerst ziek te houden en later den doode uit te hangen; dit laatste experiment brengt hem echter in de macht van Mosca, die den vos op zijn beurt berooft van zijn dierbare bezittingen. Een comedie vol verwarring, op het eerste gezicht; maar met een sterke intrige, waarop men alleen kan aanmerken, dat zij zich wat al te vaak op zijwegen begeeft en dus de aandacht wat al te lang opeischt. Aan de wijze, waarop de cynische Volpone wordt uitgespeeld tegen zijn mephistophelischen bediende, zoodat de laatste aan het slot het slagveld der hebzucht compleet beheerscht, herkent men den geboren comedieschrijver zonder scrupules, zonder eenige andere drijfveer ook dan de typeering van de menschelijke ijdelheid en het menschelijk egoïsme. Het is karakteristiek voor het tooneel uit dezen tijd, dat alle hartstochten er met een volkomen onverschilligheid voor godsdienstige normen in gedemonstreerd worden; er heerscht een onbekommerde critiek over de wereld van Volpone, het bestaan wordt herleid tot een paar factoren: geldzucht vooral, domheid, eerzucht, genotzucht. Ook Shakespeare leefde in deze wereld, maar hij graaft dieper dan de realistische cynicus Jonson, aan wien men echter de eer niet mag onthouden die hem toekomt: een amusante en scherpe hekelaar van den dans om het gouden kalf te zijn geweest.

* * *

De Fransche bewerking van ‘Volpone’ door Jules Romains heb ik nooit in druk gezien, maar de Duitsche door Stefan Zweig wel. Zij geeft op als ‘Spielanweisung’: ‘Als commedia dell' arte zu spielen, leicht, rasch, eher karikaturistisch als naturalistisch, Tempo allegro con brio.’ De opvoering onder regie van Charles Dullin heeft zich kennelijk aan dat voorschrift gehouden; de commedia dell' arte springt uit dit knappe en virtuoze tooneelwerk naar voren. Geen realisme, maar caricaturale typeering der personages, waarvan de eigenschappen dus nadrukkelijk worden onderstreept. Dit klopt met Jonsons bedoelingen, lijkt mij, want uit de namen van de personages, die dieren aanduiden en dóór die dieren bepaalde complexen van eigenschappen, volgt al, dat de schrijver het typische heeft willen accentueeren. Volpone is de vos, en representeert dus ook het ‘vosselijke’, Mosca is de vlieg en heeft, als tafelschuimer en professioneel klaplooper, alles wat ‘vliegelijk’ is. Evenals bij den veel lateren Goldoni, den auteur der Venetiaansche comedie, komt de psychologie in ‘Volpone’ nooit uit de typeering volgens betrekkelijk vaste maatstaven, die door de fantasie van Jonson echter alleraardigst gevarieerd worden.

Dullin zet deze comedie in een fleurig en geestig decor, waarbij met betrekkelijke simpele middelen veel bereikt wordt; de achtergrond voor het gehoor is de muziek van Georges Auric, die gisteren niet zoo tot haar recht kwam als men gewenscht had. Maar overigens was dit een van leven tintelende voorstelling, met een uitstekenden Volpone van Dullin, wiens sluwheid soms bijna medelijden wekt, omdat men hem als een slachtoffer voelt van zijn menschenhaat. Voortreffelijk was ook de vulgaire en handige Mosca (Jean Marchat), van wiens listen de eigenlijke spanning uitgaat; alle draden komen in zijn handen samen, en hij trekt triomfantelijk-vulgair de laatste conclusie uit dit spel met geld en schijngeld. Ook van de andere figuren, geheel in den commedia dell' arte-stijl gehouden, niets dan goeds: Voltore, Corvino en Corbaccio, de drie erfenisjagers, werden stuk voor stuk scherp getypeerd door Emile Drain, Robert Sidonac en François Vibert; een bijzondere noot is hier Leone de deugdmaniak, die helaas niet slim is, al is hij kapitein bij de marine: van dezen razenden Roland gaf Paul Oettly een treffende uitbeelding, evenals Paul Marthes van den rechter, vergezeld door een soort Michelinmannetjes als sbirren. De twee vrouwen, die in dit stuk optreden, geven resp. de ‘commercieele’ liefde en de geborneerde huwelijksliefde aan; de vrouw komt er dus niet best af, maar Jenny Burnay en Geneviève Craffe hebben van Canina en Colomba levende typen gemaakt.

Het ‘Fransche seizoen’ is door deze opvoering met succes gesloten. De Schouwburg was voor deze gelegenheid geheel vol en men betoonde zich dankbaar voor het werk van Jonson-Zweig-Romains-Dullin.

M.t.B.