Menno ter Braak
aan
H.E.G. ter Braak en G.A. ter Braak-Huizinga (Eibergen)

Berlijn, 9 februari 1927

Berlijn, 9 II 1927

 

Beste vader en moeder

Langzamerhand heeft het leven hier niet meer het karakter van een logeerpartij, zoodat het ook moeilijker wordt vele feiten achter elkaar op te sommen; want de dingen keeren nu steeds terug. Ik werk geregeld en hoop tegen eind Maart wel zoo ver te zijn, dat ik hier mijn materiaalverzameling als beëindigd kan beschouwen; natuurlijk cum grano salis, voorzoover zulks in de wetenschap ooit mogelijk is. Maar in het algemeen heb ik met mijn boekenaanvragen nogal geluk; er schijnt niemand anders aan de psychologie van Otto III te knutselen, tenminste ik merk er hier niets van. - Het uitgaan heb ik ook ietwat gematigd, omdat het bar veel geld kost en mijn eenige aanvullingsgeldbron, de Groene, zich in een raadselachtig stilzwijgen hult. Ik schreef Vrijdag aan den redactiesecretaris, of hij mijn stuk ontvangen had, maar hoorde nog niets. Ik begrijp er werkelijk niets van, de ééne veronderstelling is al even gewettigd als de ander. Het eenige, wat ik merk, is de geregelde toezending van een gratis nummer. Natuurlijk stuur ik ook niets meer, voor ik iets hoor; maar het schijnt me langzamerhand hopeloos... Ik beperkte me deze week tot een Pola Negri-film ‘Hotel Stadt Lemberg’, die in het Gloriapalast der U.F.A. wordt gegeven; het theater is enorm groot, men wordt in een lift naar boven getransporteerd. Toch heb ik nog geen bioscoop gezien, die het in luxe tegen Tuschinsky kan opnemen. En verder zag ik nog de groote revue van Berlijn ‘An und aus’, waarvan ik bij terugkeer een fraai album kan laten zien, dat alle gemoederen zal choqueeren. Ik wilde dit als exemplair verschijnsel toch ook zien; moet echter zeggen, dat het ontzettend vervelend is, evenals alle andere revues, al is het ongelooflijk kolossaal en zonder eenige moeite op te nemen. De original Tiller-girls zijn er zelf tegenwoordig, maar ook dat is maar een oogenblik amusant. Het publiek, dat uit goede, dikke Berlijners bestaat, is echter wel zeer vermakelijk.

Deze week heb ik twee verjaardagen meegemaakt, die van Gerda en Hilde. De laatste is n.l. gisteren al gevierd met een ‘Kränzchen’ van bakvisschen, waar ik als Don Juan was geïnviteerd. Het gaat hier erg plechtig; er worden kaarsen ontstoken en er wordt een Geburtstagstisch aufgebaut. Gerda heb ik een taschje, Hilde odeur gegeven. Zondag waren familieleden (Onkel Bruno en verloofde, grootmoeder, n.l. de gescheidene, en een nicht, z.g. Patentante v. Gerda) ter plaatse om Gerda's verjaardag te vieren. Dit geschiedde met veel Kuchen u.s.w. Het familiënleven is de moeite van het bestudeeren waard. Alles zit vol zenuwen, die door de oorlog er niet beter op zijn geworden. Althans Onkel Bruno, die vier jaar in russische gevangenschap ergens bij Archangel was, is zeer nerveus, hij kan overigens interessante dingen vertellen van zijn leven onder de russische boeren.

Waarschijnlijk zal ik ook dezer dagen eens probeeren de fam. Kuttner op te zoeken, ik moet bekennen uit pure nieuwsgierigheid. Ik hoop hen dan echter verder te kunnen ontloopen, want ik kan mijn tijd niet voor nationalisten besteden. Over 't geheel zijn de menschen hier niet monarchistisch meer; vooral de keizer, maar ook de kroonprins, die erg ondegelijk schijnt te zijn, hebben het nu verkorven. Ondertusschen, als ze terugkomen, ik weet het niet.

Eten en slapen is hier zeer naar wensch, al prefereer ik hollandsche spijzen boven duitsche en dekens boven dekbedden. Rooken alleen bevalt me hier niet; goede sigaren heb ik nog niet ontdekt, zoodat ik met cigaretten tevredenstel, die ook niet goed zijn, of weer belachelijk duur. Eten in restaurants, zelfs Unter den Linden, is echter voor onze begrippen zeer goedkoop; trouwens, alleen de theaters maken een werkelijk groot verschil met onze prijzen. Ik ben nog aan mijn tweede 200 Mark bezig en hoop het daarmee nog een week uit te houden. Dan zal ik de Deutsche Bank wel weer met een bezoek moeten vereeren. - Vanmorgen schreef ik voor de V.Bl. een stuk over ‘Le tombeau sous l'Arc de Triomphe’ (Grabmal d. Unbek. Soldaten’). Ik ontving ook de laatste V.Bl., nog geen ‘Stem’ echter; ook stuurde Marsman me zijn nieuwste bundel ‘Paradise Regained’.

Ik heb Jan Huinink en Marinus Avéres briefkaarten gezonden. Wat gaat de eerste nu doen? Assisteeren? - Gerda ontving in veel dank de verjaardagsbrief.

Nu, de volgende week wel weer meer, ik moet ijlings naar de bibliotheek.

hart. gr.

Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie