[p. 91]

Het onvolkomen huwelijk

Ihre Ehe wird interessanter! wenn Sie die berühmten Werke von van der Velde lesen. Sie zeigen Ihnen offen und gut verständlich die Wegen für ein harmonisches, beglückendes Zusammenleben. Sie erhalten über alles Auskunft, auch über die heikelsten Dinge! Viele Ehescheidungen sind verhütet worden und ungetrübte Lebensfreude ist wieder eingekehrt.
Verlangen Sie kostenlos unsere hochinteressanten illustrierten Prospekte im verschlossenen Umschlag gegen RM. 0.30 Rückporto!
AdvertentieSimplicissimus’.

Het kan soms onaangenaam zijn, landgenooten, zelfs groote landgenooten, in den vreemde te ontmoeten. Zoo was het mij, om een bijzonder geval te noemen, zeer onaangenaam, onlangs aan een kiosk in de goede bierstad München, mijn grooten landgenoot van der Velde te ontmoeten; ik had juist in de Alte Pinakothek ‘Luilekkerland’ van Breughel gezien en wilde de ‘Nachrichten’ koopen, toen hij mij tegenkwam, tusschen Remarque en Wallace, in verschillende exemplaren uitnoodigend geëtaleerd. ‘Im Westen Nichts Neues’, ‘Hands Up’, ‘Die Volkommene Ehe’: de kiosken-

[p. 92]

smaak is wonderlijk, soms zelfs gênant. Gênant voor Remarque, wel te verstaan, gênant ook voor den Dietschen stam, die zich in München door twee zulke Luilekkerlanden laat representeeren; immers Pieter Breughel kon in zijn geniale schepping niet duidelijker laten uitkomen, wat van der Velde in zijn triviale boek documenteert: dat men in de Nederlanden, van 1500 tot 1930, vooral gesteld is op gebraden speenvarkens, die aan de overwinnaars van den rijstenbrijberg der onvolkomenheid in gelukzalige impotentie en volkomen zatheid deelachtig worden.

De litterair angehauchte gynaecoloog van der Velde heeft het weten klaar te spelen, vertaald te worden en aan de kiosken te worden verkocht. En met meer recht dan Remarque, die zijn succes aan zijn onderwerp te danken heeft en zich daarom ongestraft de weelde heeft kunnen veroorloven, goed te schrijven zonder zijn debiet te schaden. Van der Velde echter is een kioskenfiguur; hij hoort thuis aan deze drukinktstalletjes en verdient zijn populariteit. Het zou onjuist zijn te beweren, dat ook hij zijn succes aan zijn onderwerp te danken had, laat staan, dat hij goed schrijft. Het is na den oorlog geen waagstuk meer, het sexueele leven onbemanteld te analyseeren, zooals ook van der

[p. 93]

Velde het deed. Er is niet eens geld aan te verdienen, als men het niet op een bijzonder attractieve wijze doet. Van der Velde is geen groot Nederlander, omdat hij zoo openhartig is, want dat had Ewers hem al voorgedaan; hij kwam in de kiosken, omdat hij zijn publiek iets beloofde. Nà den rijsten-brijberg beloofde hij zijn lezers het volkomen huwelijk. Hij speculeerde niet in de hemelsche vreugden van het Hiernamaals, waarvan hij de koerswaarde in deze periode gering wist, maar in gebraden erotische speenvarkens. Hij stelde zich voor als de Heiland, die de Pharizaëers ontmaskert, hij trad op als de Krishnamurti der paringsboodschap. Dat was zijn kracht, daardoor werd hij groot, daarom kwam hij in de kiosken, zoo onderscheidde hij zich meesterlijk van andere schrijvers over deze netelige zaken.

Waarlijk, men mag den heer van der Velde zijn openhartigheid niet kwalijk nemen. Deze is het niet, die hem de uitverkiezing heeft bezorgd. Men heeft hem, toen hij in Berlijn sprak, bestormd, men heeft zijn theorie gefilmd zoo goed en zoo kwaad als het ging, maar niet om de openhartigheid! Wat van der Velde zoo aantrekkelijk maakt, is zijn evangelische allure. Hij werd beroemd, omdat hij het subtiele balancement tusschen apostel en gym-

[p. 94]

nastiekleeraar wist te ontdekken en dit balancement aan een ieder als bereikbaar voorhield. Deze afschuwelijke vorm van schrijven verschafte den heer van der Velde naar alle zijden dekking. Hij kon zijn openhartigheid verdedigen met zijn apostolaat, maar evenzeer zijn litteraire intermezzi met zijn analyses van den coïtus. Doktoren, moralisten en handelsreizigers, allen moesten zij hem au sérieux nemen; hij beloofde immers een betere wereld voor een ieder, die maar wilde ‘oefenen’, hij beloofde die in krasse, maar geestdriftige termen. Hij schaarde zich door zijn ‘Volkomen Huwelijk’ onder degenen, die van iets onvolkomens iets volkomens willen maken en kon daarom gerekend worden tot de eerbiedwaardige kategorie van Rousseau en Marx; maar tevens, hij was veel leesbaarder dan deze doode heeren, hij had iets prikkelends meegebracht, dat men hem toch niet mocht verwijten, omdat hij tot de kategorie van Rousseau en Marx behoorde! Ziedaar het succes van den heer van der Velde gegarandeerd. Het menschdom begeert verlossing van zijn onvolkomenheden, maar het wil die verlossing in den vorm van een aangename volkomen toekomst; het wil niet hooren, dat de liefde het avontuur der onvolkomenheid is, maar het wil verbetering in de ver-

[p. 95]

houding der geslachten. Welnu, apostelen van het genus van der Velde staan gereed met hun leer, die een mixtuur is van een poëtische ars amandi en een prozaïsche handleiding voor ‘Müllern’ en wier centraal toekomstparadijs het volkomen huwelijk vormt, het huwelijk voor iedereen, die de leer aanvaardt en de goede werken bedrijft.

Men stelle zich de situatie voor. Twee menschen, onvolkomen uiteraard, zijn getrouwd in Indië. Zij hebben elkaar uit liefde getrouwd; dat zegt niets en alles. Laten wij veronderstellen, dat de vrouw door haar man ‘teleurgesteld’ wordt; het kan ook andersom, maar het gaat om een concrete situatie. Die teleurstelling komt niet als een openbaring, maar geleidelijk, sluipend. In het eerste huwelijksjaar doodt de rimboe eenige dierbare illusies, kleine aureolen, die de vrouw om het hoofd van haar planter meende te zien in de periode der verloving. Geen nood, er komt een kind. Maar steeds dieper wordt het geluk ondermijnd, steeds meer wordt voor deze vrouw de listige, teedere minnaar van vroeger een planter als alle planters. Er komt weliswaar nog een kind, maar soms zou zij haar man kunnen vermoorden. Wat nu? De mail brengt een courant met advertentie. De vrouw leest, daar in de tropen, de westersche advertentie: een

[p. 96]

goedkoop pakket, inhoud trilogie van der Velde benevens als premie de liefdesavonturen van Casanova. Titel: Het Volkomen Huwelijk. Realiteit: het zeer onvolkomen huwelijk. Bestelling. De mail brengt een pakket. Als de man plant, leest de vrouw, koortsachtig, het evangelie van dr. van der Velde. Aanvankelijk bloost zij, maar al spoedig speurt zij den geest van Rousseau en Marx. Zij leent haar man het nieuwe bezit. Hij merkt, dat hij technisch onvolkomen beminde. Zij lezen samen, herlezen, beseffen wederzijdsche fouten. Zij durven weer op de gramofoon de oude plaat ‘When you and I were seventeen’ te draaien. De man plant door, maar de aureolen van vroeger schijnen opnieuw om zijn slapen. Na een half jaar is het volkomen huwelijk bereikt. Zij schrijft dr. van der Velde een brief vol gloeiende dankbaarheid, waarop hij niet antwoordt, omdat hij honderden van zulke tevredenheidsbetuigingen per week ontvangt. Twee onvolkomen menschen zijn volkomen geworden. Men stelle zich de situatie voor.

Een dergelijk volkomenheidsideaal heeft den heer van der Velde blijkbaar voorgezweefd. Daarom heeft hij zich niet vergenoegd met het geven van wenken voor het geslachtelijk verkeer, die op zichzelf natuurlijk zeer nuttig zijn, en evenmin met het

[p. 97]

samenbinden van een tuiltje ouderwetsche huwelijkspoëzie, dat zeer stichtelijk is; maar hij heeft beide vereenigd tot een technisch uitgewerkt volmaaktheidsideaal, dat voor iederen man en iedere vrouw aan de kiosken verkrijgbaar is gesteld.

 

De ontmoeting met dezen grooten landgenoot maakte de herinnering opnieuw levendig aan een onlangs gelezen boek uit ditzelfde land, waar ‘Die Vollkommene Ehe’ geconsumeerd wordt als het dagelijksch brood. Zestien duitsche schrijvers spuiden hun meening over de moderne vrouw in een bundel, die zij profetisch ‘Die Frau von Morgen’ noemden. Over van der Velde zwijgen zij eerbiedig; maar de moderne vrouw meten zij links en rechts af naar haar volkomenheid en onvolkomenheid, alsof de Voorzienigheid hen daartoe had uitgenoodigd. Deze auteurs zijn geen huwelijks-specialisten, maar dit maakt weinig verschil. Met de polen, waarmee zij werken, werkt ook de heer van der Velde. Hun en zijn erotische methodiek kent blijkbaar geen andere keuze dan die tusschen nog-onvolmaaktheid en straks-volmaaktheid. Een van der Velde kan zich schematisch onvolmaakte menschen voorstellen, die hij schematisch volmaakt laat worden; het volkomen huwelijk als algemeen

[p. 98]

recept veronderstelt een schematisch, abstract begrip van onvolmaaktheid en volmaaktheid tegenover elkaar. Met dezelfde leege abstracta moet men werken, wanneer men over ‘de’ moderne vrouw gaat theoretiseeren. Is zij volkomen vrouw, is zij onvolkomen vrouw? Wat moet er in de wereld gebeuren, om haar, als zij onvolkomen is, volkomen te laten worden? Deze en dergelijke vragen moeten onvermijdelijk in mannenoordeelen over vrouwen doorklinken en daarom is het beter, de moderne vrouw te verwaarloozen voor een moderne vrouw. Oordeelen over ‘de’ moderne vrouw wil zeggen, dat men meent over haar iets als soort, als kategorie, te weten; d.w.z. men meent over haar te kunnen oordeelen door haar aan bepaalde volmaaktheids- subs. onvolmaaktheidsqualificaties te toetsen. Niets is menschelijker en mannelijker, maar niets is ook onvruchtbaarder. Juist het feit, dat wij dagelijks heftige oordeelen van allerlei soort over ‘de’ vrouw uitspreken, bewijst, dat zij voor ons belang heeft als een symbool van het onvolmaakte, onvolkomene; denkt men ‘de’ vrouw een oogenblik in een belanglooze evenwichtstoestand van het algemeen oordeel, zooals b.v. een spijker of een sardinenblikje, waarover men alleen in uitzonderingsgevallen van meening verschilt, dan voelt men onmid-

[p. 99]

dellijk, hoe onzinnig zulk een ‘volkomen’ evenwichtstoestand zou zijn. Oordeelen over de moderne vrouw beteekent uitsluitend zichzelf verraden onder den schoonen schijn van een objectieve uitspraak.

Natuurlijk bestaan er tallooze oordeelen over de moderne vrouw, die een voldoende mate van algemeenheid bezitten, om bruikbaar te zijn. Over de sociale positie van de moderne vrouw kan men aangenaam discussieeren, eveneens over haar aandeel in het alcoholverbruik, over haar beenderenstelsel, zelfs over de speciale eigenschappen harer sexe. Al deze dingen vallen bovendien binnen het bereik van ‘volkomen’ en ‘onvolkomen’. Maar deze oordeelen schakelen dan ook automatisch de vrouw, de proclamatie onzer eigen onvolkomenheid en beperkte mogelijkheden, uit; zij maken de vrouw tot een gewijzigde man, een man met normale afwijkingen. Natuurlijk is zij dat ook, evengoed als een schilderij een geverfde lap is, die afwijkt van een normaal geverfde huisdeur; maar daarom stelt men niet zooveel belang in een schilderij noch in ‘de’ moderne vrouw. ‘De’ vrouw, en dientengevolge in het bijzonder ‘de’ moderne vrouw, is zoo belangrijk, omdat zij het

[p. 100]

mysterie onzer eigen persoonlijkheid onthult en omhult tegelijk.

De heer van der Velde begaat om der wille van het kioskensucces de fout, dat hij het mysterie der onvolmaaktheid, dat inhaerent is aan de verhouding tusschen man en vrouw als zoodanig, wil ‘oplossen’ door ons den weg te wijzen naar het Schlaraffenland der sexualiteit. Daarvoor moet men den rijstenbrijberg zijner trilogie door, maar hij maakt dien tocht zoo aangenaam mogelijk door openhartigheid en door litteraire intermezzi. Juist als men waant, in een technische handleiding voor deskundig kirren opgesloten te zijn, komt de heer van der Velde met Goethe voor den dag; dat is zoo zijn systeem voor echtelieden ter bestrijding van den echtelijken afkeer. Het volkomen huwelijk moet technisch en litterair in orde zijn, dan stroomt het geluk de woning binnen.

Het is mij niet bekend, of de echtscheidingsstatistieken sedert het verschijnen van van der Velde's boek rooskleuriger zijn geworden; maar het tegendeel lijkt mij waarschijnlijk. ‘Het Volkomen Huwelijk’ is immers gebaseerd op die impotente volkomenheid, die geen enkele waarborg biedt tegen echtscheiding, omdat zij niet van het mysterie der noodzakelijke onvolkomenheid uitgaat.

[p. 101]

‘De’ moderne man en ‘de’ moderne vrouw staan een moderne man en een moderne vrouw meer in den weg dan al hun mogelijke technische fouten op sexueel gebied. Algemeene oplossingen van technisch-litterair gehalte à la van der Velde, zoo aantrekkelijk voor de velen, die niet kunnen leven zonder een oplossing in het zicht, bespotten het onoplosbaar gehalte der liefde, die wel met techniek en litteratuur te maken heeft, maar er nooit door wordt uitgeput.

Zoolang het volkomen huwelijk het aanbeden ideaal blijft, kan er nooit sprake zijn van een werkelijk accepteeren van het volkomen leven. Zoolang het hygiënische, vaatdoekachtige geluk van dit volkomen huwelijk een begeerlijk iets schijnt, kan men er op rekenen, dat de moderne vrouw vele moderne mannen doodongelukkig zal maken, en omgekeerd. Zoolang men niet wenscht te zien (en wij wenschen het alleen een weinig niet te zien), dat liefde en onvolkomenheid niet van elkaar zijn te scheiden, kan men veel theorieën opstellen over proefhuwelijken en vrije huwelijken zonder de werkelijke proef der vrijheid te doorstaan. Laat er een andere, een betere, een minder openhartige en litteraire van der Velde verschijnen, die het aandurft zijn mede-menschen het onvolkomen huwelijk als ideaal voor

[p. 102]

te houden! Waarschijnlijk zal zijn honorarium geringer en zijn debiet aan de kiosken onbeduidender zijn; maar zij, die hem lezen, zullen minder grif over ‘de’ moderne vrouw(man) en hun tekort of teveel oordeelen, minder ‘geluk’ verwachten en minder ‘geluk’ noodig hebben.